
(Foto: Egon Buß, 2009)
Het Elisabethfehnkanaal is het laatste, volledig bevaarbare, veenkanaal in Duitsland. Veenkanalen bepalen het karakteristieke beeld van een veenkolonie: “Een ideale veenkolonie bestaat, zowel in Nederland als in Duitsland, uit één of meer in het veen uitgegraven, oorspronkelijk bevaarbare, kanalen met erlangs, aaneengeregen als een snoer kralen*, de huizen van de bewoners. (*noot vertaler: lintbebouwing) Het veenkanaal, het hoofdkanaal, diende eerst voor de afwatering van het veen, om de turf met behulp van trekschuiten af te voeren en voor de aanvoer van bouwmateriaal, kunstmest enz.“ – volgens de Duitstalige Wikipedia (Trefwoord Moorkolonisierung). Let op de formulering „oorspronkelijk bevaarbare kanalen“, want van de vele veenkanalen in Duitsland is nog maar één volledig bevaarbaar veenkanaal over: het Elisabethfehnkanaal. Het is daarmee een cultuurmonument dat beslist, omdat het nog dienst doet, behouden moet blijven.
Het Niedersächsisches Landesamt für Denkmalpflege (Nedersaksisch landelijk instituut voor monumentenzorg) beschrijft dit cultuurmonument in een e-mail aan
onze actiegroep als volgt:
Het Elisabethfehnkanaal – een cultuurmonument: Het Landesamt für Denkmalpflege heeft al in oktober 1995 als deskundige, verantwoordelijke instantie, het tussen 1855 en 1885, als onderdeel van het Hunte-Ems-kanaal aangelegde Elisabethfehnkanaal “als laatste, volledig bevaarbare veenkanaal met een lengte van 14,83 km, vanaf het Küstenkanaal (Kampe) tot aan de uitmonding in de Sagter Ems of Leda” als geheel tot technisch cultuurmonument verklaard.
De aanwijzing in overeenstemming met § 3.3 NDSchG (Niedersächsisches Denkmalschutzgesetz) (Nedersaksische wet op de monumentenbescherming) omvat de gedeelten I (in de gemeente Friesoythe) en II (in de Gemeente Barßel), evenals de sluizen Brandreeken (met bedieningshuisje, opslag voor dambalken, klinkerbestrating en kanaalwachterhuis), Reekenfeld (met kanaalwachterhuis en uit esdoorns bestaand boombestand), Elisabethfehn (met klinkerbestrating) en Osterhausen (met voormalig sluiswachterhuis).
Bovendien behoren tot het aangewezen geheel de spoorbrug Oldenburgerstraße / Schleußenstraße en de verkeersbruggen aan de Hauptstraße ( L 29, op 4.379 km) en de Klosterstraße (K 307, op 4.474 km). De drie gerenoveerde ophaalbruggen aan de Oldenburgerstraße maken er, als onderdeel van het geheel, zonder eigen monumentale waarde deel van uit.
Daarnaast werd het aangrenzende deel van het Bollinger-/ Barßeler-kanaal als zelfstandig geheel tot monument verklaard. Bij het sluizencomplex Elisabethfehn en de kanaalbrug aan de Hauptstraße sluiten beide groepen op elkaar aan, omdat ze elkaar hier overlappen.
Last but not least is in 2011 ook het, nu als Moor- und Fehnmuseum gebruikte, voormalige kanaalwachtererf op de Oldenburger Straße 1, met het voormalige stalgebouw, aan deze twee groepen toegevoegd. Sindsdien wordt het ook als monumentaal gebouw beheerd.
De benoeming volgde toentertijd in nauwe samenwerking met de Bezirksregierung (districtsbestuur) Weser-Ems en de dagelijkse raad voor monumentenzorg van het Landkreis (regiobestuur) Cloppenburg.